Waarheid als een koe
Mijn column die ik mocht voordragen bij Silo Passage op 13 februari 2013 (1100 woorden)
‘Wie is die Janneke Heimweg?’,
vragen jullie je ongetwijfeld af. Wel nu, ik schrijf. Ben ik dan een schrijver?
Dat valt te betwisten, er is nog geen boek van mij gepubliceerd. Wat ben ik dan
wel? Een idioot, dat staat vast, want als schrijver moet je toch enigszins
gestoord zijn, prettig of onprettig dat hangt er dan weer vanaf.
Tijdens een bedrijfsuitje,
reed ik op een solex (je weet wel, zo’n brommertje die je al rennend tot leven
duwt en waarbij je dan als een geit op het zadel springt omdat het ding anders
zonder jou vertrekt. Inderdaad zo’n ding dus). Mijn collega’s en ik reden door
het platteland aangrenzend aan de stad. Gehuld in een lange leren
potloodventerjas en pothelm op, tuften wij tussen de weilanden door, langs
maïsvelden en langs koeien.
Toen Japke mij vroeg hier
vanavond een eigen column voor te dragen, heb ik eerst een half uur staan
juichen. Ik grijnsde en glunderde en liep de hele dag met mijn hoofd in de
wolken. Maar vrijwel direct dacht ik ook, ‘waarom ik? Wat heb ik gepresteerd,
dat ik hier vanavond mag staan?’
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEhLw7tqq9a_NWtd7k7GEfN0EatC3dDjkkSeh0oSKD2tmU-V-03BgGfcSNg8JZZg3XfyTNDmwtolF-n4GL_s-u7YVCq3ka7s-mau9WtlGRX8Kpr1mA9o_U6x728VbJSvBaJNQJifNrRX7G4d/s320/21189-koe-4.jpg)
Anton noemde mij eens
huisblogger van Het Paleis, omdat ik blogs schrijf over de Culturele Zondagen.
Ik vind huisblogger wel een mooie benaming, er gaat iets gemoedelijks, iets
ongedwongens van uit. Daar hou ik van.
Dat ik hier vanavond mijn
column mag voorlezen is voor mij een hele eer en ik wil jullie alvast bedanken
voor het luisteren.
Mijn droom is mijn
thrillerdebuut, bij Scholtens+ de Slegte op de tafel bij de ingang. Het liefste
onder het bordje met 1 erop, maar
ik zal niet gelijk veeleisend zijn dus onder nummer 2 is ook goed. Een weinig
originele droom, ik weet het. Gelukkig kreeg ik van huis uit Friese nuchterheid
op het menu geserveerd, dus dat mijn droom overdreven, ambitieus en streverig
is dat snap ik zelf natuurlijk ook wel. Maar goed, een mens moet wat te dromen
hebben, zeg ik altijd.
Het thema van vanavond is
Stad& Land. Ik ben een stadsmeisje, zo dat is eruit. Een Friese Stadjer, wel
te verstaan. Geboren Friezin, naar het schijnt nog steeds met bijbehorend
accent, maar alweer geruime tijd woonachtig hier in de stad.
Natuurlijk is dit totaal
niet van belang voor deze column, maar nu jullie het toch weten kunnen mijn hersenspinsels
vanavond hopelijk in een bepaald perspectief gezien worden. Hier in de stad is
het is toch een ding, dat Fries zijn. Maar ach, ik ben er trots op, zo meteen
hoor je waarom.
Jullie Groningers vinden dat
Friesland eén groot platteland is, terwijl het aantal Groningse steden op een
hand te tellen is. Om het aantal steden in Friesland te tellen, heb je de hand
van je beste vriend of buurman nodig.
Kom ik hier om ruzie te
maken?
Natuurlijk niet, vanavond ga ik jullie een anekdote vertellen waarom Friesland heus zo gek niet is en waarom Friezen heel goed samengaan met Groningers.
Natuurlijk niet, vanavond ga ik jullie een anekdote vertellen waarom Friesland heus zo gek niet is en waarom Friezen heel goed samengaan met Groningers.
Dé stad. Met nadruk op de, want ik vind Groningen dé stad van het noorden. Alles is hier, er is altijd
wat te doen, op iedere avond kun je de kroeg in en je kunt nooit een kanon
afschieten zonder iemand te raken. Dit in tegenstelling tot de Friese
hoofdstad, waar ik vandaan kom.
Zie je wel, ik maak geen
ruzie, ik ben zelfs in staat om realistisch en eerlijk te zijn.
Want dat Groningen mijn stad
is, dat is een ding wat zeker is. Ik hou van de anonimiteit, de bedrijvigheid
en van alle mogelijkheden. Neem zo’n avond als deze, dat ik hier zo maar mijn
verhaal mag doen. Mijn schrijfsels voordragen alsof ik mijn sporen al verdiend
heb. Dat is toch alleraardigst.
Mijn link met de stad is dus
duidelijk, maar hoe zit dat met het platteland? Ik zal hier vanavond een
bekentenis doen: heel soms mis ik het boerenland. In Friesland is inderdaad
veel gras, en vroeger ging ik na schooltijd als een soort boerenzoon het land
in, polsstok springen, boompje klimmen en koeienvlaai trappen, ik deed het
allemaal. Je gelooft het misschien niet, toch is het de waarheid. Hier bewaar
ik goede herinneringen aan.
Wat je soms hebt met
jeugdherinneringen, is dat ze vervagen of zelfs verdwijnen. Kortgeleden behoorde
ik tot de gelukkigen der aarde, die haar kindertijd weer vol in het vizier
kreeg.
![](https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEiLxIpWQNl7JofB2abVEdPyO5oG4tayzQ1D8DHKdcoZVFLlHkBlMK6hAeAWvkK3-CO6lesfIudUvxC5mRJkWclo4BPM6Gx8jfG8XrHUJ53txfKhnD_6DouaAv8E9Wro6FkIxvm75KAh7Y0p/s320/solex1.jpg)
En toen kwam het, de
openbaring. Mijn stads-minded hoofd, was totaal vergeten, nee heus niet hoe een
koe eruit zag, zo erg was het niet. Maar wat ik wel was vergeten, was het
ontzaghebbende gevoel dat uitgaat van zo’n beest. Ik reed in slakkengang, want
die solexen kunnen gewoon niet sneller, of ze zijn juist met opzet trager
gemaakt om te voorkomen dat hordes Stadjers bij de eerste de best bocht, de
sloot in slingeren.
Ik reed daar dus, vergezeld
door de geur van benzine, leer en verse jarre (dat is Fries), op die grens
tussen stad en ommeland. Al tuffend keek ik opzij en merkte toen Berta 1 op
(arme meid, ze was maar een nummer). Ik, op mijn solex, zat behoorlijk lager
dan Berta, die loom haar lunch naar binnen kauwde. Mijn ondergeschikte positie
werd nog duidelijker voelbaar, toen ik verder reed langs haar vriendinnen.
Wat een prachtmeiden, wat
een charme en wat een wijsheid. De noordelijke nuchterheid straalde van de
dames af. De nuchterheid die ik zelf ook hoog in het vaandel heb. Ik beschouw koeien toch altijd als
oud-provinciegenoten, dus je begrijpt ik was trots op deze Friese dames in het
Groningerland. Voelde me verbonden met ze, ik onthaastte door hun kalmte.
Je denkt nu, je hebt het
toch alleen maar over een koe? Dat klopt, maar voor mij Friese Stadjer was dit
tafereeltje een moment van stadse bezinning. Bovendien realiseerde ik mij mijn
nietigheid, het betrekkelijke van het leven en van mijn ambitieuze
schrijversdromen.
Dit, mensen, was voor mij
het moment waarop ik besloot vaker naar dit mooie stukje land te gaan. (het is
hier vlakbij, bij Lewenborg de stad uit richting Bedum, verder is het niet). Om
te aarden en om te relativeren, want dat is wat ik als Stadjer weleens vergeet.
Het nuchtere, het eenvoudige, het ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek
genoeg’-gevoel is soms kwijt.
Want als schrijver steek je,
zoals vanavond, toch je kop boven het maaiveld uit; je wilt publiceren, je wilt
gehoord- en gelezen worden.
En soms, zoals toen ik net
het bericht van Japke las, loop je naast je schoenen. Het zelfvertrouwen giert
door je lijf, terwijl ach, ook zonder jou gaat het leven door, worden er boeken
gepubliceerd en graast Berta in haar groene habitat.
Dus tot slot kunnen we hier
rustig stellen dat de stad niet kan zonder platteland en andersom, ook al weet
ik dat sommigen van jullie dit laatste zullen ontkennen.
Dit was mijn verhaal voor
vanavond, nogmaals bedankt voor jullie aandacht.
Wat een geweldige column! Heerlijk geschreven!
BeantwoordenVerwijderen