Vakantie laat een prozaschrijver dichten
Wat mij opviel, weinig tot geen van de gedichten in deze bundels zijn op rijm geschreven. In mijn onwetende
veronderstelling rijmen alle gedichten, net zoals met Sinterklaas en net zoals
de vele kinderverhaaltjes over een konijntje.
De gedichten die ik las waren als kleine verhalen met een
moraal, sfeer of overpeinzing.
Stiekem sprak toen een heel stoer en opstandig stemmetje in
mijn hoofd: ‘zo kan jij het ook!’ Ik lachte dit stemmetje uit en ging op
vakantie.
Heerlijk tien dagen op het subtropisch eiland, Vlieland. Subtropisch? Ja, dat was het! Vijf dagen strakblauwe lucht, zwemmen in de Noordzee en zandkastelen bouwen. Hemels!
Ondertussen pende ik mijn Moleskine vol.
Zou ik met deze hersenspinsels een heus gedicht kunnen schrijven? En durf ik mijn probeersel te publiceren? Hieronder lezen jullie wat ik, als prozaschrijver, zou dichten als ik een dichter was.
Zou ik met deze hersenspinsels een heus gedicht kunnen schrijven? En durf ik mijn probeersel te publiceren? Hieronder lezen jullie wat ik, als prozaschrijver, zou dichten als ik een dichter was.
Hemels
Een zandkorrel op
mijn wang. Een zanderig kinderhandje
in de mijne. ‘Zand
zijt gij, en tot zand zult gij wederkeren’.
De brandende zon
verstopt zich achter zee.
Knetterend gebrom van
een vlieg tegen
het terrasscherm.
Vaag de wind, nog vager de zee.
Literaire vondsten in
een oude boekenkast.
‘We’re in Heaven’
vermengd met de wind
door het helmgras.
Mijn schouders zakken, een zucht ontsnapt.
Het strandfestival
‘Vlieland Groet’, ik groet terug.
Zwemmen in onze eigen
Noordzee, mijn voeten branden
aan ons eigen
duinzand. Natte mannenvoetstappen in de gang.
Naar het wad, waar
inspiratie lonkt.
Een eilandpoes. De
zon gaat weer onder, ik zie het niet. Ik sta onderaan
een duin, ver weg.
Het kan nog, de zon
is oranje.
Snel! Maar dan stop
ik. Ik ben alleen. Een zonsondergang
dien je met naasten
te ondergaan. Zij zijn hier nu niet.
Ik draai me om, terug
naar mijn basis.
Reacties
Een reactie posten