Fragment van mijn thriller 'Cum Laude'
Een gil. Hulpgeroep, vrouwenstem. Mannengevloek. Ik kijk vooruit, de straat in. Tumult. Ik kan niet goed zien wat er gebeurt, omdraaien, het kan nu nog, is het eerste wat me te binnen schiet. Mijn Ineke, gelijk daarna. Al mijn zenuwen, stress over mijn eerste keer vanavond, verdwijnen met de regen mee het riool in. Ik schop mijn pumps uit en ren zo hard ik kan naar het oproer. Stenen schrapen mijn voetzolen kapot, beide enkels verzwik ik meerdere keren maar ik blijf rennen. Er ligt iemand op de grond, een vrouw. Ik grijp naar mijn telefoon, maar krijg hem niet ontgrendeld. Vloekend sta ik stil, beweeg mijn vinger over het scherm, druk ze er zowat doorheen als ik 112 bel. ‘Vrouw, op de grond, in de hoerenbuurt. Groningen.’ Meer weet ik niet uit te brengen. Ik begin weer te rennen. Blond haar. Lang. Als een waaier over de grond. ‘Ineke!’ Ik schreeuw, gil. Deze straat is mijn toekomst, mijn werkplek. Ook ik zal hier binnenkort mijn geld verdienen. Veel geld. Alleen zo ...